(le'ga:t) (...gaten) [Lat legare, zenden]
I. m. [Lat. legatus, gezondene] afgevaardigde nl.
1. Eert. gezant.
2. Oudromeins onderbevelhebber in het leger, die ook als aanvoerder van een legioen of van een grote legerafdeling optrad : de – werd door de senaat op voordracht van de veldheer benoemd.
3. hoofd van een staand leger in een provincie van het Romeinse Keizerrijk.
4. tijdelijk of bestendig pauselijk gezant.
II. o. [Lat. legatum, het gezondene, verstrekte]
1. Eig. schenking bij uiterste wil. Syn. →: erflating.
2. Metn. wat aldus geschonken wordt : iemand een mooi – maken.