m. (-ken; -je)
I. Eig.
1. stok, staafje aan een kettinkje bevestigd, dat men tussen de bladzijden van een boek legt om het kapittel, hoofdstuk aan te wijzen, waar men gekomen is.
2. Kat. staafje waaraan linten bevestigd zijn die in het missaal worden gelegd bij de plaatsen waar de misgebeden staan.
II. Metf.
1. snoeperij bestaande uit een met een ribbelige suikerlaag overdekt staafje anijs, stukje amandel enz.
2. dwarsstaafje kapittelaan een horlogeketting dat door een knoopsgat van het vest wordt gestoken.