Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

Eyck

betekenis & definitie

(eik)

I. Vlaamse schilders :
1. (Hubert van) ° omstr. 1370 te Maaseik, was werkzaam te Gent, waar hij 15 sept. 1426 ✝.
2. (Jan van) ° omstr. 1390 te Maaseik, leerde bij zijn broeder Hubert, werkte in den Haag 1422-1424 als hofschilder van hertog Jan van Beieren, en in Rijsel 1425-1428 als hofschilder van Filips de Goede. Na een reis in Portugal en Spanje 1428-1429, vestigde hij zich te Brugge, waar hij 9 juli 1440 ✝. Hij schilderde portretten die zich onderscheidden door angstvallige natuurgetrouwheid en wonderbare kracht van de psychologie o.a. een Mansportret van 1432 en een van 1433, Arnolfini en zijn vrouw (alle drie te Londen), Madonna met Kanunnik van de Paele en het Portret van zijn vrouw (beide te Brugge), Madonna van kanselier Rolin (Parijs), De man met de anjelier (Berlijn), Maria-Boodschap (Leningrad) enz. De Aanbidding van het Lam (St.-Baafskerk te Gent), een schepping van Hubert en Jan, is het meesterwerk van de Vlaamse kunst. Door de verfijning van hun techniek, de glans van hun kleurenweelde, de raakheid van hun visie, en de durf van hun realisme, zijn zij de grondleggers geweest van de zelfstandige schilderkunst in Europa.

II. (Pieter Nicolaas) van) Nederlands dichter, ° 1 okt. 1887 te Breukelen-Nijenrode; schreef o. a. de dichtbundels Getooide Doolhof (1909), Inkeer (1922), Voorbereiding (1926)

< >