('do:r)
I. (stak door, heeft doorgestoken)
1. door steken er een opening in maken : een blad -.
2. door een opening enz. uitstekend, zichtbaar zijn : de beenderen steken er door.
3. rechtmaken door het afsnijden van een of meer bochten : een rivier -.
II. (‘ste:kən) (doorstak. heeft doorstoken) met een steek doorboren : een vijand -. Syn. → doorboren.