(kosiërzjə’ri:) v (-ën)
I. Eig. het → conciërge zijn.
II. Metn.
1. Algm. woning van een → conciërge.
2. Conciërgerie [daar woonde een koninklijk rechter, conciërge du palais geheten] Inz. gevangenis te Parijs bij het paleis van justitie, waar tijdens de revolutie sept. 1792, bij de 300 gevangenen werden vermoord.