('a:n) (zeilde aan, aangezeild)
I. (heeft) zeilend aanraken : hij heeft ons aangezeild
II. (is)
1. zeilend stoten: tegen een schip -
2. zeilen naar: op een vuurtoren -
3. zeilend naderen: daar komt een schip -
4. waggelend van dronkenschap, aankomen.