EDO HERINGA ONDERGIng, in dat zelfde jaar, een diergelijk lot. Toen begaf hij zich, nevens zijne huisvrouw, ANNA ROORDA, EN VERDer gezin, na Embden, de algemeene wijkplaats der Nederlandsche ballingen.
Hier overleedt hij, den dertienden Augustus des jaars 1575; zijne echtgenoote overleefde hem ongeveer elf jaaren. Beide wierden te Embden begraaven, doch, in den Jaare 1611, hunne beenderen van daar vervoerd na Rauwerd, om in de Voorouderlijke begraafplaatze te worden bijgezet. Hun Zoon EELKE VERZELDe de Ouders in hunne ballingschap. Behalven deezen hadden zij verwekt twee Dogters: TEKEL, OF FOKEL, GEHUWD aan PIETER EYSINGA, GEDEPUTeerde Staat van Friesland, en, in den Jaare 1648, in den ouderdom van tachtig jaaren, overleeden; en WOMPK, GEHUWD aan TJALLING VAN EYSINGA, BROEDER der bovengenoemden.
