Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

DIRK (Iste Graaf)

betekenis & definitie

word doorgaans gehouden voor een der voorvaderen der Graaven van Holland. De Heer VAN LOON, in zijne Aloude Historie van Holland (II. Deel, bl. 11), stelt vast, dat deze DIRK Hertog van Ripuarië, dat is, van Nymegen, Thiel en van de langs de Noordzee gelegene Landen, en gevolglijk ook over de grenzen van het thans genaamde Holland, geweest is; welk gezegde bijna overeenstemt met het geen men leest, in het IV.

Boek van de Kronijk van Broer JAN VAN LEYDEN. De tijd, waarin hij geleefd heeft, wordt ons door zijne bedrijven aangeweezen. Want men vindt aangetekend, op het jaar 782, onder de regeering van KAREL DEN GROOTEN, dat WITIKIND, uit Noorwegen terug gekeerd, eene menigte van Saxen, door KAREL beteugeld, en genoodzaakt het Christendom te omhelzen, tot den afval bewoog, en aanzette om met hem groote verwoestingen aan te rechten; dat Koning KAREL, hiervan onderricht zijnde, drie zijner voornaamste Legerhoofden tegen hun te velde zond; dat deze de grenzen der Saxers genaderd zijnde, aldaar ontwaar werden, dat WITIKIND zig tegen de Franken ten oorlog toerustte; waarop zij besloten, hunne wapenen niet tegen de Sclaaven, maar tegen WITIKIND te wenden; dat ’s Konings leger op dat pas versterkt werd, door de manschap, waarmede deze Graaf DIRK, als een naastbestaande van KAREL, in allerijl, uit de gezegde Landschappen, tusschen den Rhijn en de Maze gelegen, naar Saxen was opgetrokken. Dit alles bevestigt het gevoelen van die geenen, welke vaststellen, dat de Hollandsche Graaven uit het Koninglijke geslacht van Frankrijk afkomstig zouden geweest zijn.

Deze optogt van Graave DIRK toont niet alleen, dat hij een strijdbaar man, maar het gevolg doet ook zien, dat hij kundig en voorzigtig was. DIRK, met de zijnen, het leger des Konings genaderd zijnde, en ziende, dat de Legerhoofden, zonder overleg, op den vijand aanruktten, ried hij hun, vooraf de legerplaats te bespieden, en te doen onderzoeken, of het raadzaam ware, den Saxers slag te leveren. In eenige deelen volgden zij zijnen raad. Al voorttrekkende, tot aan de hoogte van Sental, trokken zij daarna over de Wezer, en sloegen zig aan den oever van dezelve neder. De drie Legerhoofden, meer driftig dan overlegzaam, begingen twee van de grootste misslagen; den eersten, dat zij hunnen vijand te min achtten; en den tweeden, dat zij DIRK geen deel aan de overwinninge, van welke zij waanden zeker te zijn, gunden, zonder hem optrokken en op de Saxen inrukten. Dan, in plaats van een vlugtenden vijand, vonden zij mannen, die zo een dapperen tegenstand boden, dat de meeste Franken in den strijd omkwamen, en de vlugtenden geene schuilplaats, dan in het leger van DIRK, vonden; zijnde de nederlaag zo groot, dat KAREL zelf, met een magtig heir, in Saxenland komen moest, om WITIKIND de vlugt te doen neemen.

Verder ontmoet men DIRK, in het jaar 791, in den oorlog, dien KAREL genoodzaakt was aantevangen, tegen de Hunnen (Hungaaren). Het leger, daartoe bijeengebragt, bestond uit Franken, Saxers en Friezen; zijnde hetzelve verdeeld in twee hoopen. Over éénen derzelven nam hij zelf ’t bevel, trekkende daarmede langs den zuidelijken oever van den Donauw, naar Panonie of Hongarije. Den tweeden hoop stelde hij onder bevel van DIRK en van MEGINFRID, ’S Konings Kamerling, met order dat dezelve, langs den noordelijken oever van den Donauw, zoude voortrukken. Het leger bijéén zijnde, werden ’er, drie dagen achter den anderen, openbaare gebeden gedaan. Daarna over de rivier de Inn, in de grensscheiding tusschen de Beijerschen en Hunnen, getrokken zijnde, viel het leger op de sterkste legerplaatsen der Hunnen aan, die overmeesterd en geslegt werden; waarna hun land, te vuur en te zwaard, verwoest werdt. Men zegt dat de Franken, tot dien tijd toe, nooit grooter overwinning noch meerder buit behaald hadden, dan waarmede zij beladen terug trokken. DIRK en MEGINFRID geleidden de benden, onder hun bevel staande, door Bohemen naar hun land.

Dan, dit befaamde volk was wel overwonnen, maar op verre na niet te onder gebragt; waarvan KAREL, kort daarna, de blijken ondervond. In het jaar 793 bevond die Vorst zig in Beijeren. Hunnen aanstaanden veldtogt verstaande, deed hij een brug over den Donauw slaan, en alles tot eenen vroegen veldtogt gereed maaken. Graaf DIRK, die, als Heirvoerder, den naam van Hertog droeg, zuimde mede niet, om ook zijne Friesche benden, spoedig, te doen optrekken, en zig bij het leger aan den Donauw te voegen; hij voerde hetzelve op door Rustingerland, langs de grenzen der Saxers, met welke hij zig wederom meende te vereenigen.

Dan, wat gebeurt ’er? Dit onstandvastig volk was den Koning en den Godsdienst wederom afgevallen, had de Priesters gedood, de kerken verwoest, ja zelfs Gezanten aan de Hunnen gezonden, om zig daarmede te vereenen. DIRK, van dit alles onkundig zijnde, werd, aan de Wezer komende, door hun overvallen en geslagen. Deze nederlaag is het laatst, dat men van hem gemeld vindt. Indien de volgende Graaven van Holland van dezen afkomstig zijn geweest, zou men GEROLF en THIETBOLD voor de naastbekenden van zijne afstammelingen moeten houden, en stellen, dat de eerste, GEROLF, een zoon gehad heeft, die mede DIRK genaamd was, en deze wederom een zoon GEROLF, Graaf van Teysterbant, die de vader zou geweest zijn van WALGER, en van dien DIRK, tot wien wij nu overgaan, als, in den rang der Hollandsche Graaven, de eerste plaats bekleedende.

Zie VAN LOON; Vaderl. Historie, I. Deel, p. 457, 434 en 439.

< >