Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 15-03-2024

COMINES, PHILIPPUS DE

betekenis & definitie

Talmont, was Heer van Argenton, de la Motte, de Villentras, Vauselles, Lairegodeau, Gourge en Sauvigne, Ridder van het Gulde Vlies, en vermaard Historieschrijver. Zijne gedenkschriften, waarom hij geroemd is, en die wezenlijk meer verdienden geleezen te worden, zijn herdrukt te Amsteldam bij F.

HOUTTUYN, in 1757, II Deelen in gr. 8°. onder den tijtel van: Gedenkschriften van den Heere FILIP VAN COMINES, Heer van Argenton, behelzende de Historie van Lodewijk den XI, en Karel den VIII, Koningen van Frankrijk, van het jaar 1464 tot 1498, doormengd met een verhaal van de Lotgevallen der Graaven van Holland, uit den Huize van Bourgonje, en veele zeer fraaije Staatslessen, nopens de bestiering van Landen en Steden, enz. enz.

Zie hier, wat J. LIPSIUS, M. DE MONTAGNE, L. ROCHE MAILLET en SCEVOLA SAMMARTHANUS van hem, en van gemelde zijne Gedenkschriften, gezegd hebben.

JUSTUS LIPSIUS, in zijne aantekeningen op het I Boek der Staatkundigen.



Maar bij onzer Vaderen en onzen tijd schijnt de Historie het hoofd opgebeurd te hebben: getuigen hiervan strekken de Gedenkschriften van PHILIP VAN COMINES, door hem, voor weinig min dan honderd jaaren, zo loflijk toegesteld, dat ik geen zwarigheid maake, hem met een ieder der ouden te vergelijken: ’t is ongelooflijk hoe hij alles gade slaat, en doordringt; de geheimnissen der raadslagen ontdekt, en tevens ons door heil- en zeldzaame leeringen onderwijst, en wel doorgaans naar het voorbeeld van Polijbius, schoon hij dien, nog deszelfs gelijken, nimmer gezien heeft; ja, ’t geen zijnen roem nog grootlijks vermeerderd, is, dat hij zulke groote zaaken verricht heeft, schoon hij ongeletterd was, en dus daar toe niet dan ervarenheid van zaaken en een goed oordeel te baat had: ga nu heen, gij neuswijzen, en vermaak u zelven met eenige geringe kennissen van taalen; dat onze Prins dezen Schrijver vrij leeze, en Comines hem tot een handboek verstrekke: Dees Philippus mag met al de Alexanders verkeeren.”

MICHIEL DE MONTAGNE, in het X Hoofdstuk van het II Boek der Ervaringen.



„Bij mijnen Philip van Comines zult gij eene lieflijke en aangenaame taal vinden, gepaart met eene natuurlijke eenvouwdigheid, het verhaal zuiver, en de goede trouw des Schrijvers daarin uitblinkende: men bespeurd in hem, van zig zelven spreekende, geene verwaandheid, van andere gewaagende, gunst noch haat: zijne redenen en vermaningen zijn meer vergezeld van goeden ijver en waarheid, dan door opgesmukte redenkragt: overal betoont hij zig een man van achtbaarheid, goede afkomst, en geschikt tot groote zaaken.”

LA ROCHE MAILLET, in zijne Lofredenen.



Philip van Comines, Heer van Argenton, is geboren in den jaare 1445, op het Kasteel van Comines, niet verre van Messina, bij de rivier de Lis, in Vlaanderen: hij is aan het Hof van Bourgonje als opgevoed, en ging in den jaare 1472 over in dienst van Lodewijk den Elfden, en is door dien Vorst, gelijk ook door deszelfs zoon en opvolger, Karel den Agtsten, in gewigtige zaaken gebruikt: hij heeft de Historie van zijnen tijd in ’t Fransch beschreeven, welke, voor zeer echt en oprecht gehouden, vervolgends in verscheidene andere taalen is overgezet: hij trouwde Jonkvrouwe Helena van Ghambes, uit den huize der Graaven van Mont-foreau, in Anjou, die hem eene dochter baarde, genaamd Joanna, naderhand getrouwd met Reinier van Bretagne, Graaf van Penthievre: hij stierf op zijn huis van Argenton, den 17den October 1509, in den ouderdom van vier-en-zestig jaaren, en werd begraaven in een kapel, bij zijn leven gesticht, in de Augustijner kerk te Parijs."



SCEVOLA SAMMARTHANUS, in zijn eerste Boek der Lofredenen over geleerde en vermaarde Mannen in Frankrijk.



„Deze beroemde Historie (hij spreekt van COMINES Gedenkschriften) behelst al het merkwaardigste, dat ’er binnen den omtrek van dertig jaaren, geduurende de regeering dier twee Vorsten (Lodewijk den Elfden en Karel den Agtsten) gebeurd is; en schoon zij in eenen vrij eenvouwdigen stijl schijnt geschreeven te zijn, zulks werd vergoed door de groote zuiverheid, die men daarin ziet uitblinken; ja ’t geen iemand, die geschiedenissen de nakomelingschap poogt natelaten, nog grooter roem bijzet, dat hij bij de wereld voor één Schrijver van trouw en waarheid te boek staat: immers stemt ieder hierin overeen, dat Frankrijk tot hiertoe nooit een man, voortreffelijker dan Comines, in dat soort van schrijven heeft voortgebragt: hierom vrees ik te minder, dat men het mij ten kwade zal duiden, dat ik een man, die geen Franschman van geboorte is, in deze lofredenen, onder het getal der Franschen stelle, die zig door hunne verdiensten beroemd maakten: hij was van eene rijzige gestalte, en sterk van lichaam; men las in zijn gelaat iets achtbaars, ’t geen hem deed beminnen en eeren; in welspreekendheid, voorzichtigheid, wijsheid, en wat ’er van meer andere deugden, om groote zaaken te verrichten, vereischt word, behoefde hij voor niemand van zijnen tijd te zwigten: ’t geen zo veel te grooter verwondering baart, als hij, te minder begaafd met kennisse van die taalen, welke iemand tot in het binnenste heiligdom der wetenschappen kunnen leiden, op de enkele gunst en goedheid der natuur te meerder steunen moest; echter heeft zo groot een man zig buiten het bereik van de wreede nukken der wispeltuurige fortuine niet kunnen houden: want eenige kwaadwillige menschen, uit wangunste heimelijk te zaamen gespannen, beschuldigden hem bij Koning Lodewijk den Twaalfden, van onstandvastigheid en trouwloosheid, ’t geen van dat gevolg was, dat hij in eenen naauwen en naaren kerker werd geslooten, waar hij een ruimen tijd de woede zijner vijanden bezuuren moest; welke zo verre ging, dat men hem alle wegen sloot, waardoor hij een voorspraak ter verdediging zijner onnozelheid konde opspeuren; en gewislijk zou die kerker zijn graf ook geworden zijn, had hij niet weeten te bewerken, dat men hem toestond zijne eigene zaak voor het gantsche Parlement te mogen bepleiten, ’t geen hij met zo groot eene welspreekendheid en kracht van geest verrichtte, dat hij door de Rechters met algemeene stemmen vrijgesprooken, en in voorige eer en aanzien hersteld werdt.”

< >