Gepubliceerd op 28-04-2019

Afdoen — afleggen — afwerpen — afzetten — uitdoen — uitschieten — uittrekken

betekenis & definitie

Het zich ontdoen van kleedingstukken of sieraden. Afleggen verschilt hierin van afdoen. dat het onderstelt dat het afdoen met zorg geschiedt en dat het afgedane behoorlijk wordt weggelegd.

Bij uitbreiding, oneigenlijk: voor goed afleggen, om het niet weer aan te doen, van kleedingstukken, hoedanigheden, gezindheden, enz. Zijne kroon afleggen; wrok, haat, angst, rouw, droefheid afleggen. Afwerpen staat tegenover omwerpen, afzetten tegenover opzetten, af doen en uitdoen staan tegenover aandoen; uitschieten en uittrekken tegenover aanschieten en aan¬trekken; zie bij Aandoen.

< >