Stadsplattegronden - Sedert Cornelis Anthonisz. in 1538 de oudst bekende kaart van Amsterdam schilderde, deze hangt in het Amsterdams Historisch Museum*, zijn er waarschijnlijk ruim duizend verschillende topografische overzichtskaarten van de stad vervaardigd. Samen geven ze een goed beeld van de stedenbouwkundige ontwikkeling van de stad. Voor de periode tot 1934 worden er 788 beschreven in de catalogus die A.E. d'Ailly samenstelde. Naast topografische overzichtskaarten nam d'Ailly ook historische of reconstructiekaarten op. Dit zijn kaarten die tonen hoe A. er, in de visie van de tekenaar, in het verleden uitzag.
In de loop van de tweede helft van de twintigste eeuw is het accent ten aanzien van de productie van topografische stadsplattegronden sterk verschoven in thematische richting. Aan stadsplattegronden met een bewust beperkt gehouden topografische ondergrond worden economische, sociale, waterstaatkundige, juridische, enz. aspecten toegevoegd. Vervolgens worden ze gepubliceerd als illustraties of bijlagen in boeken, nota's en rapporten. Voordien zijn maar weinig thematische uitgaven vervaardigd, maar een bekend voorbeeld is de Cholerakaart van Amsterdam uit 1867.
In de loop der eeuwen zijn honderden stadsplattegronden van Amsterdam verschenen die voor het grootste deel berusten op informatie van oudere uitgaven. Het is niet altijd zeker, welke plattegronden op oorspronkelijke, nieuwe metingen berusten. Toch is een aantal uitgaven voor het historisch onderzoek geschikt. De meest geraadpleegde kaarten en best aangeschreven uitgaven zijn de, aan het al eerder genoemde schilderij verwante, houtsneden- kaart van Cornelis Anthonisz. (1544), de kaarten van Pieter Bast (1597), Balthasar Florisz. van Berckenrode (1625), Gerred de Broen (1724) en Mortier, Covens en Zoon (1795). Deze kaarten, dan wel een latere versie daarvan, werden herdrukt in de facsimile-uitgave die door Hofman (1978) samengesteld werd. Voor het onderzoek naar de tweede helft van de negentiende eeuw worden een gedrukte buurtatlas uit 1850 (met de huisnummering die gangbaar was tussen 1795 en 1853), een handgetekende atlas uit 1854 (met de huisnummering uit de periode 1853-1875) en de Atlas van de Gemeente Amsterdam in 101 bladen, uitgegeven door J.C. Loman jr. gepubliceerd in 1876 (met de hedendaagse huisnummering) het meest gebruikt. Voor het historisch onderzoek van de twintigste eeuw zijn de diverse kaarten die de Dienst der Publieke Werken (tegenwoordig Geo-informatie Amsterdam) vervaardigd heeft het beste bruikbaar. Met name de kaart in ruim driehonderd bladen die sedert 1909 op de schaal 1:1.000 verschijnt is hierbij van het grootste belang.
In vroeger eeuwen was er vrijwel continu een stadslandmeter in Amsterdamse dienst. Zijn taak was het om nieuwe kaarten te maken. Deze functie bleef bestaan toen halverwege de negentiende eeuw de Dienst der Publieke Werken opgericht werd.
Vanzelfsprekend zijn de productiemethoden in de loop der jaren sterk gewijzigd. Vanaf de zestiende eeuw gebruikte men een meetketting voor het opmeten. Het drukken gebeurde met een pers waar, samen met een blanco blad papier, gegraveerde houtblokken en koperplaten, en nog later betekende stenen onder gelegd werden. Tegenwoordig wordt de inhoud van nieuwe kaarten gemaakt aan de hand van luchtfoto's die, daar waar de informatie tekort schiet, naverkend worden door een landmeter. Het feitelijke kaartvervaardigingsproces gaat tegenwoordig bij vrijwel alle kaartontwerpers geheel digitaal.
LIT. A.E. d'Ailly, Catalogus van Amsterdamsche Plattegronden, 1934; W. Hofman, Amsterdam, 1978; W.F. Heinemeijer en M. Wagenaar, Amsterdam in Kaarten: veranderingen van de stad in vier eeuwen cartografie, 1987; M. Hameleers, De atlas van Amsterdam uitgegeven door J.C. Loman jr., 1876, Jb Amstelodamum 84,
1992, 107-130; B. Dokter e.a., Op zoek naar kaarten van Amsterdam, Caert-Thresoor 12, 1993, 11-16; M. Hameleers, De kaart van Amsterdam, schaal 1:1.000 (1909), Jb Amstelodamum 92, 2000, 121-147.