Gepubliceerd op 18-08-2020

Loofhut

betekenis & definitie

Prieel, een hutje van loof en takken, een afdak. In het bijzonder de hutjes, oorspronkelijk van loof en takken, waarin de Joden, volgens de Wet van Mozes, eenmaal in het jaar een week moeten wonen, ter herinnering aan de veertig jaren, welke hun voorvaderen in de woestijn hebben rondgezworven (Het Loofhuttenfeest in het begin van October).

,,In hutten zult gij wonen, zeven dagen, opdat uw nageslagt wete, dat ik de Kinderen Israëls in hutten heb doen wonen, toen ik hen uit het land van Egypte voerde”. (Lev. XXX 111, 42, 43).

Vroeger bouwden de Joden in de jodenwijken te Amsterdam hun loofhutten op straat, als zij geen binnenplaats hadden. Nu worden er jaarlijks bij de synagoge loofhutten gebouwd, waar iedere geloovige een bete kan nuttigen en met de kelk wijn in de hand de voorgeschreven lofzegging en het dankgebed kan uitspreken. De hut is gedekt met stroo van een der vijf graansoorten van Egypte. In de loofhut eet en drinkt men, men dankt en bidt er en men is verheugd.

< >