Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 17-08-2021

wipbak

betekenis & definitie

(1944) (Gent, inf.) bed.

• Gaat men 's avonds naar bed? Zeker, maar 't meest naar zijnen bak, citroenbak, coucher (Fr.), convent, doderido, kastriedo, ketel, koefer, koker, koetse, neetzak, nest, piere, pijpe, rijkoker, steekbak, tambeau, vlooibak, wipbak. (Oostvlaamsche Zanten, april-mei-juni 1944)

< >