Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 08-03-2023

tussen vier planken liggen

betekenis & definitie

(19e eeuw) (i.p.v. vier ook zes) (euf.) dood zijn. Verwijst naar de doodkist.

• Tusschen vier planken liggen, dood zijn. (Amaat Joos: Waas Idioticon. 1900)
• Tusschen vier planken liggen, dood zijn. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. Aanhangsel. 1906)
• En later, toen grootvader in z'n zes plankjes naar de Oude Ooster verhuisd was, de Oude Ooster waar óók Harm begraven lag, was Jane de onbewuste drijfveer geweest van Griets laten en doen. (Jan Mens: De gouden Real. 1940)
• tusschen vier planken liggen, in de doodkist liggen (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1950)
• Maar ik geloof wel, dat als je zo ver bent verpauperd, het beter is, dat je lekker gaat uitrusten op de Ooster, tussen zes plankies. (Haring Arie: Recht voor z’n Raap. 1972)
• Wat is dat leven nu helemaal? De enige kunst die we bij machte zijn, is het door te geven. De rest doet er niet toe. Je komt toch tussen vier planken of in een paardedeken en aan de baar staat de verkeerde te huilen of helemaal niemand. (Kees Simhoffer: Een geile gifkikker. 1973)
• Hij dacht aan de kist. Wat spraken mensen daar ook losjes over. ‘Als ik tussen zes plankjes lig’, zei laatst iemand. (Olaf J. De Landell: De porseleinen spiegel. 1976)
• (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984)
• ‘Ik heb mijn vader twee maanden geleden weggebracht,’ zei hij, ‘tussen zes planken. Hij was aangereden op de stoep.’ (Kees van Beijnum: De ordening. 1998)
• Net als zijn moeder zou hij eindigen in een houten frak nog voor zijn tijd gekomen was. Hij zou tussen zes planken onder de grond worden gestopt door het Bureel van Weldadigheid. (Leen van den Berg: Zoon in Congo: zoektocht naar een vader. 2015)

< >