(1913) (reclame) erg fris. ‘Tintelfrisse servetten, tintelfrisse huid’. Syn.: bloemfris*.
• Ik voel mijn hoofd in de tintelfrissche lucht, terwijl ik gelijkmatig voortstap. (Groot Nederland. Jaargang 11. 1913)
• Ik pers uit dees’ Oranjebloem Een droppel poëzy, Die is vol geur, Die is vol licht. Zo tintelfris en blij. (De avondpost, 21/11/1918)
• Spa bronwater. Tintelfris. Heerlijk natuurzuiver water. (advertentie in Algemeen Dagblad, 21/12/1966)
• Een per ongeluk in een klein hoekje terechtgekomen stuk, hoe tintelfris van inhoud ook, wordt nauwelijks door anderen dan de direkt betrokkenen gelezen. (De Revisor. Jaargang 3. 1976)
• Tintelfris, eigentijds theater. (Het Parool, 03/09/1987)
• Een voordracht die in de verte doet denken aan Edith Piaf: zinderend, explosief, soms agressief, maar steeds allesoverheersend, zodat de tekst tot stralend middelpunt wordt verheven en cliché-onderwerpen als verdriet, liefde, onvrede en nostalgie tintelfris klinken. (Leeuwarder courant, 15/03/1991)