Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 27-07-2023

tibbe

betekenis & definitie

(16e eeuw) (Noord-Nederland, Oost-Friesland) (scheldw.) mennoniet; doopsgezinde; wederdoper. Ook een regionaal scheldwoord voor een babbelzieke vrouw. Wellicht werden doopsgezinden met “oude wijven” vergeleken.

• Tibbe; v. mennoniet, doopsgezinde. (M.T. Laurman: Proeve Van Kleine Taalkundige Bijdragen Tot Beter Kennis Van Den Tongval in de Provincie Groningen. 1822)
• Onuitgegevene stukken ten aanzien van de Doopsgezinden in Twenthe, zijnde eene Correspondentie, in 1612 gehouden ... G. belangende die congregatien der Tibben offte wederdopers albier in Twenthe…. (Steven Blaupot Cate: Geschiedenis Der Doopsgezinden in Groningen, Overijssel En Oost-Friesland. 1842)
• Het woord Tibbe, waarmede in de 16e en 17e eeuw de Doopsgezinden, die Groningen en Overijsel bewoonden, werden aangeduid, wacht tot nog toe geduldig op een bevredigende verklaring. In onze dagen wordt het woord in het geheel niet meer gebruikt en toen de hoogleeraar de Hoop Schepper, in de Doopsgezinde Bijdragen van 1879, ons kennis deed maken met de vier Tibben, die in den jare 1696 koning Willem III op het Loo bezochten, achtte hij het noodig, om verstaan te worden, in een noot er bij te voegen, dat Tibbe de bekende schimpnaam der Doopsgezinden was in de beide bovengenoemde gewesten. (Doopsgezinde bijdragen, 01/01/1882)
• Tibbe is een scheldwoord, in 't Oosten van ons land en over de grenzen van de 16de tot ver in de 19de eeuw gebruikt. Een bejaard vriend van mij had 't nog gehoord in dezen vorm: „Frommer Mennist, tibbe du bist!" en naar de meening van prof. Verdam zou tibbe zooveel zijn als neuswijze femelaar 9). Ja zelfs heb ik eens hooren beweren, dat de Mennisten eigenlijk de Jezuieten onder de Protestanten zouden zijn! (De Zondagsbode, 31/08/1902)
• Ook in Havelte woonden te dien tijde enkele mennonieten, die weigerden hunne kinderen te laten doopen. In Roderwolde bleef sindsdien het kwaad inheemsch. Vele kinderen bleven daar ongedoopt, en men ontzag zich niet publieke exercitie van deze secterie te doen. In later jaren kwam zich daar zelfs een „tibbe vermaander” vestigen „zich het predigen onderstaende. (J.G.C. Joosting & L. Knappert: Schetsen uit de kerkelijke geschiedenis van Drente. 1916)
• Tibbe, meervoud Tibm, scheldnaam voor de Menisten. Deze naam komt o. a. voor in „Pabbe en Moeke”, een toneelspelletje op een dominee, van 1844. Verouderd. Nog wel bekend is Tip. Zie daar. (K. ter Laan: Nieuw Groninger Woordenboek 1924-1929)
• Uit een rapport aan de synode bleek, dat in 1639 te Havelte een Mennist - het rapport spreekt van een tibbe - woonde „met namen Jacob van Soest, die vertrouwet waere aen een jongedochter, onze religie toegedaen, waerop hij sich heft laeten doopen, maer, gedoopt ende nu in den houwelijcken staet bevesticht sijnde, blijven sij beide van t gehoor des heyligen Goddelijcken Woorts." De doopsgezinde Jacob van Soest verloofde zich dus met een gereformeerd meisje, maar liet zich, om kerkelijk met haar te kunnen trouwen, in de gereformeerde kerk doopen, doch toen de huwelijksplechtigheid was afgeloopen, keerde hij - nu in gezelschap van zijn jonge vrouw - tot zijn vroeger kerkgenootschap terug. (Provinciale Drentsche en Asser courant, 31/10/1936)
• Op straat werden menisten nageroepen als teef of tibbe… (Anton van der Lem: Menno Simons 500. 1996)

< >