Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 15-05-2021

soemkoef

betekenis & definitie

(1906) (ook: soenkoef) (Barg.) politieagent. Herkomst onzeker. Wellicht via Jiddisch.

• (Köster Henke: De boeventaal. 1906)
• Je ziet hoe hun ongeschoren, magere kaken den wrok wreed verbijten; dat ze 't nauw' verslikken in hun lange, knokige zwerversstrotten, en hoe valsch de oogen naar ons schichten, wijl ze schamper smoezelen onder elkaar om die gevloekte soemkoefs, daar midden in hun welbeproefde dievensocieteit... (M.J. Brusse: Het rosse leven en sterven van de Zandstraat. 1912)
• Sie je Manus, nachtportier... soo een, waar de soemkoef de sabeltjes bij trekke... (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 3: Manus Peet. 1922)
• Een belangrijk woord in de dieven wereld is, zooals voor de hand ligt, agent van politie, justitie, gevangenis. Voor den eerste bestaan een groot aantal Bargoensche woorden: russen, dof gajes, poedel, poetsen, prinsemarij ot prinserij, soemkoef, kallebak. Een hoofdagent heet “knikker op het dak". De commissaris van politie heet Bollebof van de Bezaar, want „bezaar" is politiebureau. Gevangenis heet groot bajes" voor arrest" klein bajes", ook heet de cellulaire gevangenis wel de paraplu of de lik. Het gerecht heet „’t gemot", de rechters „gebefte gajes". (De Sumatra post, 22/02/1922)
• Nou nog mooier,... alsof hij bewijzen moest dat hij het niét gedaan had. Al was hij nog zoo een poekelaar en de soenkoef nog zoo verraderlijk-schrander, dát kreeg niemand van hem gedaan. (Israël Querido, De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 4: Mooie Karel. 1924)
• Het culturele tijdschrift Dux wijdt zijn laatste nummer geheel aan de politie. Grondig als Dux is heeft het ook een lijst van benamingen voor de zogenaamde opsporingsambtenaar opgenomen. In alfabetische volgorde: Adje, bink, blauwe, bout, bullepees, dekkel, diender, glimmende gassie, glimmerik, glimmert, govie, grandiger, hoed, hoek, jato, jut, juut, kallebak, kip, klabak, klabbes, knikker op het dak, knobbelsmeris, knopsmeris, koper, koperen bout, krauter, lamp, latkip, oom agent, poedel, poets, prins, rus, schranderige, siene, sjien, sjouter, smeris, soemkoef, stille tuut, weet, wout. Deze lijst heeft geen wetenschappelijke pretenties. (De Volkskrant, 02/05/1968)
• (Justus van de Kamp & Jacob van der Wijk: Koosjer Nederlands. 2006)
• (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)

< >