soemkoef
(1906) (ook: soenkoef) (Barg.) politieagent. Herkomst onzeker. Wellicht via Jiddisch. • (Köster Henke: De boeventaal. 1906) • Je ziet hoe hun ongeschoren, magere kaken den wrok wreed verbijten; dat ze 't nauw' verslikken in hun lange, knokige zwerversstrotten, en hoe valsch de oogen naar ons schichten, wijl ze schamper smoezelen ond...