(1966) (inf.) overdreven zelfingenomen persoon; egotripper. Sinds zijn optreden in Carré in 1966 kreeg de auteur en prettig gestoorde poëet Johnny van Doorn (1944-1991) de bijnaam 'Johnny the Selfkcker'. Ook wel geschreven als: zelfkikker.
• Serieuzer is het gevaar in het werk van Beth Haggart. Een jurk, gevlochten van schrikdraad, is een verschrikkelijke dracht. Toch zijn er mensen die haar willen aanraken. Op de niet geleidende houten vloer in een Newyorkse galerie gaf dat weinig effect. De bezoekers waren teleurgesteld, maar een ijzeren plaat, blote voeten en natte handen boden uitkomst. In Amerika is een show kennelijk pas geslaagd als men er een kick van krijgt. In W 139 is de vloer van beton, maar de selfkicker kan nu zijn maatregelen nemen. (Algemeen Dagblad, 10/11/1993)
• Ik ben niet zo'n selfkicker, maar zondag dacht ik even alleen aan mezelf. (Algemeen Dagblad, 09/12/1997)
• En zo kwam ik bij het voetbal terecht, want ik verzon meteen een heel elftal over het paard getilde voetballers die schijt hebben aan de wereld, inclusief hun fans. Deze gemakzuchtige selfkickers kunnen heel wat leren van Springsteen die net als zij kan zwemmen in zijn poen, maar die elk optreden tot het gaatje en nog verder gaat. Voor de leut en om zijn publiek te dienen. (Leidsch Dagblad, 10/05/2003)
• Rob was een echte selfkicker, maar hij deed er niemand tekort mee. (Louise Fokkens: Ouwehoeren. Verhalen uit de peeskamer. 2011)
• En het allerergste, dat de yank een culturele selfkicker is die denkt dat de hele wereld vol zit met potentiële Amerikanen, als die stumperds toch maar de kans kregen om zich als Amerikaan te gedragen. (Eva Hoeke: De stad, de kroeg en de man. 2014)