Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 14-04-2021

scheuren

betekenis & definitie

1) (1939) (oorspr. sold. en racepiloten, thans AN) hard rijden.

• Een bezoek aan het circuit leerde ons. dat het werk daar op een oor na gevild is. Het was zelfs reeds mogelijk om een paar proefronden te draaien, of zooals dat in het jargon der renners heet, te „scheuren". (De Telegraaf, 17/05/1939)
• Met een vaart scheurde ik over ’s lands wegen. (Jan Cremer: Ik Jan Cremer. 1964)
• De Greyhoundbus scheurde met 100 kilometer per uur over de highways en de boer wilde eruit. (Jan Cremer: Made in USA. 1969)
• Tante Alie zwaaide en scheurde weg. (Thea Beckman: Wij zijn wegwerpkinderen. 1981)
• Hij heeft met z'n Amerikaan veel te hard staan scheuren. (Yvonne Keuls: Het verrotte leven van Floortje Bloem. 1982)
• Even later scheurden we met plankgas en gillende banden door de macabere straten van Berrrlijn. (J..A. Deelder: Modern passé. 1984)
• Ik zag hem wel eens aan komen scheuren in een sportwagen met een blond stuk, dat is nu dus Agaath Witteman. (De Volkskrant, 12/12/1986)
• Scheuren: hard rijden. (Marc Hofkamp & Wim Westerman: Aso’s, bigi’s, Crimi’s. Jongerentaalwoordenboek. 1989)
• In de trein naar Den Helder scheuren we voorbij Zaandam en stoppen pas in Alkmaar. (NRC Handelsblad, 08/08/1992)
• Hoeveel idioten willen niet meedoen aan de Camel Trophy om met een jeep ergens in een moerassig oerwoud rond te gaan scheuren. (Rob van Erkelens: Het uur van lood. 1993)
• Ik dacht: volgende week moet ik naar Purmerend en dan skeurt Reintje mooi even door naar Amsterdam en dan zoekt-ie zelf wel uit hoe het met haar gaat. (Kees van Beijnum: Dichter op de Zeedijk. 1995)
• Inmiddels scheurde hij, zonder dat hij er erg in had, alweer door de landerijen van Voorschoten. (P.F. Thomése: Haagse liefde & De vieze engel. 1996)
• Luid toeterend scheurde een auto over de smalle brug. (Anna Enquist: Het geheim. 1997)
• Waarop je besluit een brief terug te schrijven, nee, je auto in te springen en naar Baden-Baden te scheuren4 om poolshoogte te nemen … (Peter Drehmanns: Schaduwboksen. Schaduwboksen. 2003)
• Waar iedereen netjes wacht voor een rood licht, scheur ik door. (Pete Jordan: De fietsrepubliek. 2013)

2) (1995) (sold.) flink eten: 'Dat joch zit lekker te scheuren.'

• (Leen Verhoeff: Soldatenwoordenboek. 1995)

3) (1979) (muz.) wild tekeer gaan op zijn instrument.

• De 22-jarige sologitarist Ronald Rowlette maakte het veel te bont door krankzinnig hard en vrij chaotisch te scheuren. (Het Parool, 19/04/1979)
• Die laatste band komt uit Deventer en is alleen al opmerkelijk vanwege de combinatie akoestische gitaar met dito contrabas en elektrische gitaar, met drums uiteraard. De songs, die vanuit de door bas en kampvuurgitaar gevormde akoestische bedding ontstaan, worden in een aantal gevallen flink opgepept door de tweede gitaar, die bij tijd en wijle behoorlijk aan het scheuren gezet wordt. (Leeuwarder courant, 02/06/1989)
• Op deze avonden was het meestal: hoe later, hoe leuker. The Rhythm Sellers draaiden dan op volle toeren en mijn vader was wat wij noemden ‘los’ en stond te ‘scheuren’ op zijn sax. (Rob van Donselaar: Studio Zeezicht. 2018)

4) (1998) (bridge) spelen.

• Scheuren. Populair voor spelen. (Toine van Hoof: Het Bridge woordenboek. 1998)

< >