Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 13-04-2021

scheffen, scheften

betekenis & definitie

(1906) (Barg.) aanwezig zijn; zitten; in de gevangenis verblijven; vertoeven; bezitten; geven.

• (Köster Henke: De boeventaal. 1906)
• (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)
• Die brogem schefte aan de tafel. (H. van Aalst: Onder martieners en bietsers. 1946)
• (Enno Endt & Lieneke Frerichs: Bargoens Woordenboek. 1974)
• (Paul Van Hauwermeiren: Bargoens zakwoordenboek. 2011)
• (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)

< >