Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 11-08-2023

brogem, broger

betekenis & definitie

(1906) (Barg.) kerel; vent. Via Jidd. boocher terug te voeren tot Hebr. 'bachur' (jongeman, vrijer).

• Een broocher, dien ik niet knijs. (Köster Henke: De boeventaal. 1906)
• Neme me daar 'n broger bekaan met twintig kassavies in de meeluk! (M.J. Brusse: Het rosse leven en sterven van de Zandstraat. 1912)
• Dan stormde Frans met geweldig poeha de klapper in en schreeuwde in quasi-dreigende woede den broger toe: Héé... wat wou jij, ouwe wammer, van m'n wijf?... Wil jij je vuile oliejas wel wegwerke, leeleke vetklep... (Israël Querido, De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 4: Mooie Karel. 1924)
• Heb je hem wel gezien als hij een keil op heb? Dan is het een jofene brogem. (H. van Aalst: Onder martieners en bietsers. 1946)
• Broger, (Barg.) man. (Fokko Bos: De vreemde woorden. Derde druk. 1955)
• Ze ging naar binnen en kwam even later weer naar buiten met die brogem. (Jan Cremer: Ik Jan Cremer. 1964)
• Hieruit bleek dat hij helemaal geen joppene broger was, zoals wel eens werd beweerd, maar gewoon een rancuneuze zak. (Harry Boting: Nog meer jatmous. 1967)
• Maar die ouwe brogers hielden ons goed in het schotje. (Haring Arie: Een leven aan de Amsterdamse zelfkant, 1968)
• Die schijthuizen hadden lekker hun brood aan zo'n broger verdiend... (Haring Arie: Tweede Boek, 1969)
• Een levende legende met z'n biograaf. Amsterdammers stomverbaasd. 'Span af, die brochum bij Van Klaveren! (J.A. Deelder: Drukke dagen. 1988)
• (Jan Berns m.m.v. Jolanda van den Braak: Taal in stad en land. Amsterdams. 2002)
• “One Night stands” waren uit den boze! Om een of andere vreemde reden werd ik gezien en werd mij gevraag wie die Brogem voor de nacht was. (Linda van der Horst: Mr. C. 2015)

< >