(1917) (scheldw.) Duitser.
• Bars jij, rotmof. (het Volk, 09/06/1917)
• Zij had deze vrouw het scheldwoord ‘rotmof’ toegevoegd. (het Vaderland, 10/11/1941)
•`Liever een paar gebroken pooten dan spitten voor dien rotmof', zei er een. (Bert Voeten: Doortocht. Een oorlogsdagboek 1940-1945. 2de dr. 1946)
• Toen het gesprek afgelopen was, gaf ik hem een hand en werd toen plotseling door een Duitse onderofficier aangesnauwd: “Schämen Sie sich nicht mit einem Sau-Juden zu reden?” Ik heb niet geantwoord en ben doorgelopen, maar dat zo iets kan gebeuren in ons land door zo'n “rotmof”! (J. Presser: Ondergang. De vervolging en verdelging van het Nederlandse jodendom 1940-1945. Gepubl. 1985)
• ‘God, Here Jezus, daar zijn die rotmoffen al,’ zei de vader. (Maarten ’t Hart: De nakomer. 1996)