Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 02-03-2021

ploddering

betekenis & definitie

(1844) (Barg.) broek.

• Wij waren grandig gekloft, een fijn vlokje, een schoone zwarte pij en ploddering” enz. (Konst- en Letterb. 1844)
• (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)

< >