Wat is de betekenis van ploddering?

2025-07-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

ploddering

(1844) (Barg.) broek. • Wij waren grandig gekloft, een fijn vlokje, een schoone zwarte pij en ploddering” enz. (Konst- en Letterb. 1844) • (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)

Gerelateerde zoekopdrachten