Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 10-02-2021

peeskit

betekenis & definitie

(18e eeuw) (Barg.) tuchthuis. Zie ook: pezen*.

• Tugthuys: Peeskit. (Nicolas Racot de Grandval: Nederduitsch en Bargoens woordenboek. 1743)
• Peoskit {de—), het tuchthuis. (Onze Volkstaal. Deel 3. 1885. Alphabetische Woordenlijst van het Bargoensch)
• Peeskit (De -, het tuchthuis. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)

< >