Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 06-03-2025

papieren dokter

betekenis & definitie

(1940) (zeem.) medische handleiding voor het gebruik van alle aan boord aanwezige genees-, heel-, ontsmettings- en verbandmiddelen.

• En hij grinniken en zeggen: ‘nou, u eh.... u weet tenminste alvast dat ik stuurman ben, er was daarstraks een dame, die dacht dat ik de scheepsdokter was.’ En zij verwonderd kijken, met een beetje bezorgdheid om al die weerloze mannen, en vragen: ‘hééft u dan geen dokter aan boord?’ En hij een beetje vaderlijk glimlachen over die lieve, ongeruste meisjes en antwoorden: ‘een levende niet, nee, maar wel een papieren.’ En zij vragen, met een verzitje in haar stoel van het prettige vooruitzicht: ‘hè toe, vertelt u 's wat van die papieren dokter?’ (Jan de Hartog: Hollands Glorie. 1940)
• Schepen met minder dan 500 bruto-ton hebben geen eigen dokter aan boord. De kapitein van zo’n boot moet daarom wat van EHBO afweten en hanteert daarnaast de geneeskundige gids aan boord in het schippersjargon papieren dokter geheten. (De Volkskrant, 12/03/1957)
• Van Dorp werd erbij gehaald, en die ging even later de Boonakker halen. Bladerend in die papieren dokter, trachtte hij de oorzaak van de kwaal te weten te komen. (Jan Noordegraaf: De wereld is een schip. 1966)
• Tjee!' zei Haring, de Papieren Dokter raadplegend. 'Hebbie pijn?' (Jan Noordegraaf: Goede morgen kapitein. We zitten aan de grond. 1986)

< >