(19e eeuw) gezegd van een huis dat met hypotheek is bezwaard.
• (P.J. Harrebomée: Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal. 1858-1862)
• Het schijnt dat zijn fortuin veel op papieren balken steunde. (Peter Jozef Cautereels: De burgervader, eene bladzijde uit de geschiedenis van eenen achtbaren man. 1877)
• ‘t Is mijn huis, maar daar steken papieren balken in. (Noord en Zuid. 1882)
• Dat huis is belast: het staat op zilveren raders, er zitten springers op, er zit een kat op het dak (of een man op de kruin), is gemaakt met papieren balken. (Amaat Honoraat Joos: Schatten uit de volkstaal. 1887)
• Het is immers geen geheim meer, dat er in de brouwerij zware papieren balken liggen, en dat zijne stoomtuigen met kortingen moeten vereffend worden. (Aloïsius Hendrik Röell: Brouwersnijd: tooneelspel in drie bedrijven. 1889)
• Er liggen papieren balken in dat huis, het is belast, er staan renten op. Dr. Te Antw. zegt men ook zilveren balken. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. 1899)
• (Amaat Joos: Waas Idioticon. 1900)
• (F.A. Stoett: Nederlandsche speekwoorden en gezegden. 1923)
• Dat huis is gemaakt met papieren balken. Dat huis is belast. (Jozef R.S. Cauberghe: Nederlandsche taalschat. 1946)