Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 24-11-2024

onnozel geboren, simpel gewiegd en niks bijgeleerd

betekenis & definitie

(1887) (ook: en zot gewurgd) (sch.) onnozel zijn. Kijk ook onder dom* geboren.

• Het is een onnoozele vent: het is een van den vierden Kerstdag, hij is onnoozel geboren en simpel gewiegd, ge zoudt hem verkoopen waar hij bij staat, ge kunt hem wijsmaken dat Ons Heer op 'nen kriekelaar geboren is (of dat hij Hendrik heet, dat de kat eieren legt). – Ge vertelt omnoozelen praat: ge hebt raaspap geëten, ge verkoopt vodden, daar kan ik mijne pap niet mee koelen. (Amaat Honoraat Joos: Schatten uit de volkstaal. 1887)
• (Inez van Eijk: Ik zeg maar zo, ik zeg maar niks. 1978. Vierde druk. 1980)
• Onnozel geboren, simpel gewiegd en niets bijgeleerd. Spottend als iemand voor dom wordt gehouden; ook door de spreker zelf gebruikt. Varianten: Onnozel geböre, simpel gewiegd (Alg. Brab. '87);... mar nie zéu onnozel geblève (Gemert '67); Da manneke is stom geboren, suf gewiegd (Bergen op Zoom '73). Nuenen (VO) '68. (Drs. H. Mandos & M. Mandos-Van de Pol: De Brabantse spreekwoorden. 6e druk. 2003)
• (Freddy Michiels: Het Groot Sinjorenboek. Deel II: typisch Antwerpse uitdrukkingen en gezegden. 2008) p. 425

< >