1) (19e eeuw) (onkant, oneven) (bijv. naamw.) (oorspr. Zaans, inf.) één enkele.
• Een onk getal. Ik heb nog verscheie onke schoteltjes (verscheidene schotels, waarvan de bijbehoorende kopjes gebroken zijn). Wat doen ik mit zoo'n onke vaas (een eenling). (G.J. Boekenoogen: De Zaansche volkstaal. 1897)
• Onke: alleen. Met z'n onke: in zijn eentje. Onke daai: de overgeblevene. (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)
• (Enno Endt & Lieneke Frerichs: Bargoens Woordenboek. 1974)
• De vertaling van Laura Rangers gedichten kwam uit in juni 1997. Een maand later verscheen in Onze Taal de derde aflevering van de serie ‘Gaten in de taal’, met een alfabetische lijst van 23 nuttige vreemde woorden, waaronder onk: ‘Gezegd van deel van incompleet paar: “een onke sok.”’ Het woord werd ingezonden door dialectologe Jo Daan, die het van haar moeder, geboren en getogen aan de Zaan, kende, zoals ze in een toelichting schreef. ‘Als van een kopen-schotel het kopje gebroken was, bleef het schoteltje over en dat was dan een “onk” schoteltje, dat je kon gebruiken om een plant op te zetten of onder iets dat nat was te zetten, enzovoort.’ Een onke sok: dat is precies wat Laura Ranger voor ogen gehad moet hebben toen zij dat ene blad nog aan de eenbladboom zag hangen. Mooi woord ook: onk. Maar helaas geen Standaardnederlands. Het WNT vermeldt het niet, en Van Dale alleen onder de toevoegingen ‘gewestelijk’ en ‘jongenstaal’. (Onze Taal. Jaargang 68. 1999)
• onk, oneven, ongelijk, in West-Friesland verouderd, ook In de Zaanstreek bekend: een onk getal. Ik heb nog verscheie onke schoteltjes {verscheidene schotels, waarvan de bijbehorende kopjes gebroken zijn). Bij Heestermans met betrekking tot een muur: 'Volgens Pim waren alle muren onk ... . Want onke muren zijn oneffen. Aan de ene kant is de muur van boven naar beneden 3 m.79, aan het andere eind 3.81'. (Dick Wortel: Taal in stad en land. Leids. 2002)
• Laten we die laatste cijfersoort onk noemen, zoals je het ook hebt over een onke sok of een onk meisje bij de parendans. De vijf onke cijfers zijn in Nederland: nul, één, zes (alledrie drie letters), zeven en negen (ieder vijf letters). (Hugo Brandt Corstius: Klein maar zijn. 2005)
• (Hans Heestermans & Ditte Simons: Mokums woordenboek. 2014)
• Een onke sok is er eentje in plaats van een paar. (Basje Boer: Nulversie. 2019)
• (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)
2) (1912) (bijv. naamw.) (inf.) onbeduidend; onnozel.
• Maar affijn, zou er op 't hoofdbureau niet nog zoo'n paar onke laarsies op mijn staan te wachten, as u meent meneer?... (M.J. Brusse: Het rosse leven en sterven van de Zandstraat. 1912)
• Met een paar onke guldens op zak was hij, jaren geleden, als Manusjewan-alles m dienst. (Alex Booleman: Verdoemenis: het leven van een speler. 1931)
• Op de vooie, die bedekt is mee een lapje blauw en wit gebloemd batist, staan een ouwerwetsch klokje, dat blikkerig de seconden wegtikt, een paar onke kammenetkommen en twee porceleinen hondjes, die mekaar nieuwsgierig aankijken alsof ze mekaar nog nooit hadden gezien. (Dirk L. Broeder: Laurien. 1944)
• Voor een paar onke centen kunt ge een auto winnen, op de Dam. (De Telegraaf, 01/08/1953)
• (Enno Endt & Lieneke Frerichs: Bargoens Woordenboek. 1974)
• (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)
3) (1914) (zelfst. naamw) (Barg.) overgebleven knikker. Oorspr. Zaans voor 'oneven' en vandaar: 'overgeschoten' (bijv. van knikkers). Ook: onke daai. Tevens van toepassing op overgeschoten serviesgoed.
• Een „onke" is onder de straatjeugd een knikker die het getal knikkers oneven maakt. (de Groene Amsterdammer, 02/08/1914)
• Dèn speil ikke mitte onke,.... kaup 'n loefie nufe,.... drong Toon aan, zijn bult knikkers onder zijn hesje koesterend met twee zweeterige handjes van speel-inspanning. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 1. 1912)
• onkedaai, znw. m. Een knikker met een vlak kantje. Thans ongebruikelijk. Het woord is echter nog in Waterland bekend. (G.J. Boekenoogen en K. Woudt: De Zaanse volkstaal. 1821-1971)
• onke, mitte ~, met één overgebleven knikker, Querido Jordaan. (Jan Berns m.m.v. Jolanda van den Braak: Taal in stad en land. Amsterdams. 2002)
• Onk. Een knikker die overschiet. (Wim Daniëls: Vet! Jongerentaal nu en vroeger. 2004) p. 107