(1913) (inf.) niet gering, niet mis. Ook lang niet misselijk, wat? Studentikooze krachtinterjecties.
• (Jac. van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel I. De sociologische structuur der Nederlandsche taal. 1913)
• ‘Poep an de knikker!’ wist Pad, naast Jim uit het raam leunend. ‘Nege transporte, behalve wat er al weg is... Kan je nagaan waarom jij je krant niet kreeg. De Moffe hebbe ergens een deukie gerammeld en niet zo misselijk... (Willem van Iependaal: Kluivenduikers doedeldans. 1937)
• Die vernieling krijgt hij aangerekend voor de rechtbank; en niet zo misselijk. (Willem van Iependaal: Lord Zeepsop. 1937)
• Afstand van me beest wil ik doen om jou en Gonda onder de panne te helpe. Je mot er niet misselijk over denke... (Willem van Iependaal: De dans om de rinkelbom. 1939)
• Ik had zó'n blauw oog. En dat heeft me gered voor die gestaporechtbank. Want een ss-er slaan was niet misselijk. (Simon Carmiggelt: Vroeger kon je lachen. 1977)
• Man, die kale is ook niet misselijk! En wat een verhaal! (Maatstaf. 1981)
• Je moet oppassen dat als je ergens regels weghaalt, je ze elders niet creëert. Dit hele proces is, nogmaals, al zo’n tien jaar geleden ingezet, maar het is vreselijk moeizame materie. Zowel bestuurlijk, als dat je tegen machten van belanghebbende partijen aanloopt. De verzekeraars, poe, dat is niet misselijk! (de Groene Amsterdammer, 09/11/2002)
• Het is gelijk knokken. En niet zo misselijk knokken. (Vrank Post: Kapot. 2009)
• ‘Dat is niet misselijk, mevrouw. Niet misselijk.’ Hans bladert door de papieren die mevrouw F. Heeft overhandigd. (Vrij Nederland, 18/01/2014)
• Echt rollebollen over de vloer, dat was niet misselijk! (Raoul Serrée: De Wallen in de jaren '60. Verhalen van prostituees, penoze en de postbode. 2015)
