Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 09-06-2021

mannetjesmaker

betekenis & definitie

(17e eeuw) (inf.) (oorspr.) iemand die de grappenmaker uithangt of zich met smoesjes overal uit redt; (thans) een man die zijn specifiek mannelijke eigenschappen op een nogal groteske wijze uitspeelt; (in de media) iemand die een ander begeleidt; hetgeen de Britten een 'spin-doctor' noemen. Van Hans Hylkema verscheen in 1983 de film 'De mannetjesmaker'. Wellicht werd het woord ontleend aan de jacht. Volgens het 'Jagerswoordenboek' (1947) van dr. A.C.J. Hermans moet de oorsprong gezocht worden in de manier van doen van 'haas of beer, die op hun achterste lopers zitten en de voorste omhooghouden'. Mannetjesmakerij werd al in 1949 opgetekend.

• De helden van deze gooien en smijtaffaires vormden een bonte verzameling mannetjesmakers -de toenmaals zeer geziene Harry Langdon met zijn hoofd van een verschrikte zuigeling, de platvloerse kleurloze grapjas Billie Bevan, de vermaarde Ben Turpin wiens afgrijselijk scheel-zien zijn voornaamste wapen uitmaakte en tal van mindere goden. (Leeuwarder Courant, 23/10/1965)
• Regisseur Harry Booth (van De dubbeldekkers, een in Nederland vermaard geworden teevee-serie) heeft Sonneveld vooral gezien als een „mannetjes maker". ... (Ons Erfdeel. 1974)
• (Annemarie Houwink ten Cate: Signalement van sprekende zegswijzen. 1978)
• Toen kwam Clausen in 1986 terug van de Wereldbank en BankAmerica is nu weer een aardig renderende middelgrote bank. Verschil tussen BankAmerica en Philips is dat Dekker alleen optreedt als de 'mannetjesmaker' en Timmer de kastanjes uit het vuur laat halen. (NRC Handelsblad, 15/05/1990)
• Centraal in deze politieke thriller staat een Oostenrijkse mannetjesmaker, die een aantal jaar geleden de Oostenrijkse politiek in zijn greep had. Hij had een bordeel waar hij politici ontving, die hij vervolgens weer kon chanteren. (de Filmkrant, maart 1995)
• Wie D66 smalend afdoet als de Van Mierlo BV, zou zich eens moeten afvragen waar de PvdA op het ogenblik zou zijn zonder Kok, en hoeveel we van de VVD zouden vernemen zonder mannetjesmaker Bolkestein. (de Groene Amsterdammer, 05/03/1997)
• Geen mannetjesmaker, maar een mannetjesmakelaar. Zo ziet Dig Istha, ooit woordvoerder van Wim Kok en nu van de KLM, zijn vak als voorlichter. Gespecialiseerd in crisissituaties, zoals bij het Amsterdams Filmmuseum. (NRC Handelsblad, 28/02/2000)
• De man die Blair heeft gemaakt, vertrekt op een uiterst ongunstig moment. Wat blijft van Blair over zonder z'n 'mannetjesmaker'? De peilingen zullen het leren. (de Volkskrant, 30/08/2003)
• Toen er in de PvdA alleen nog overjarige en poreuze socialisten resteerden en het er alle schijn van had dat het volk verlangde naar een brutaaltje met conversatietalent, hebben de mannetjesmakers jou uit de hoed getoverd. (Gerrit Komrij: Gouden woorden. 2005)
• Ook de grootste mannetjesmaker van allemaal was er – generaal Pinochet zelve – de man die je met genoegen haat. (Frans Kellendonk: Verzameld werk. 2015)

< >