(1950) (Vlaanderen, Barg.) koperen geld.
• Luizegeld. Het koperen geld beschouwde men vroeger als het geld der arme lui en der gierigaards. Dat die luizen ook met de gierigaards in verband staan kan men uit het hierna vermeld gebruik afleiden: Met Oudejaarsavond wordt er op den buiten, in “den Hoge” van het Waasland door de bedelende kinderen, ten teken van protest, een gedicht met volle keel geroepen, wanneer ze na het zingen hun Godsdeel
niet krijgen:
Madam, daar is een holleken in Uw deur.
Daar hangt een zak met zemelen veur.
En ieder zemel is een luis.
Er zit een gierige pin in huis.
Klein huis, groot huis,
Er zit een gierige pin in huis.
De beenhouwers van Sinaai, die destijds op de wekelijkse marktdag van St. Niklaas in groep hun kraam hadden, “Sinaaise markt” genaamd, werden in volgend spotrijm met luizen bedacht omdat ze berucht waren om hun schraapzucht in het wegen: Sinaaise schinkel,
Trekt maar op met geheel Uwen winkel.
Naar markten en wegen,
Deur nat en regen,
Om wat stuiverkens te pakken,
Vlooien met zakken.
Luizen met hopen,
Die komde naar Puvelde verkopen. (Oostvlaamsche Zanten. Mededelingen van de bond der Oostvlaamse folkloristen, september-december 1950)