Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 21-04-2023

koolhazen

betekenis & definitie

(19e eeuw) (spot.) inwoners van Lochem (in de Achterhoek, de Nederlandse provincie Gelderland).

• Koolhazen, spotnaam voor de inwoners van Lochem. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• Reeds eenmaal hadden de Lochemers zich inde vaderlandsche geschiedenis met roem overladen, toen ze bij ’t hooigappen een Spanjaard bij de laars hadden gepakt. „Ditmaal”, riep kommandant Arendsen de Wolf, „zullen ik en mijn koolhazen” bijnaam van de Lochemschen, die dezen titel met recht mogen voeren, sinds ze inde vallei bij de Cloese een ezel voor een koolknabbelenden haas aanzagen en gevankelijk binnenhaalden „onze tanden zoo laten blikkeren, dat de Pruisen van angst en ontzetting het hazenpad zullen kiezen.” (Kerst Zwart: De blokhut in het Stoeveveld. 1920)
• De bewoners droegen den scheldnaam van „koolhazen”, naar men zegt, omdat zij lang geleden waren uitgetogen op een grooten haas, die buiten in de koolvelden liep en die bij slot van rekening een ezel bleek te zijn, een soort Kamperstukje. (De standaard, 04/07/1935)
• Lochem: Koolhazen. (Jos Schrijnen: Nederlandsche volkskunde (2 delen). 1977)

< >