(19e eeuw) (spot.) bijnaam van de inwoners van Oostzaan (in de Zaanstreek). Die van Langendijk zijn de Koolstruiken*.
• Oostzaan: Kooleters. - Men noemt ze ook het Volk van Klaas Kompaan, een naam, dien zij te danken hebben aan hun ouden dorpsgenoot, den beruchten Oostzaner kaper Claes Gerritsz Compaen; zie Boekenoogen, De Zaansche Volkstaal, bl. 488. (Jos Schrijnen: Nederlandsche volkskunde (2 delen). 1930-1933)
• Omtrent het Wapen van Oostzaan lezen we in oude geschriften het volgende: Dit wapen plagt eertijds (so men zegt) een Buyssekool te wezen. So ’t schijnt ontsprongen uit de menigvuldigheid der kolen, die men aldags plagt te telen en te eten, so dat se de name voerden van Kool-hanen en Kool-eters. (De Zaanlander, 18/04/1936)
• Eén scheldnaam was voor Oostzaan nog niet genoeg. Als ze lang genoeg voor kooleters uitgescholden waren, werden ze voor de variatie voor volk van Claes Compaen uitgemaakt. En dat wilde ook heel wat zeggen, want Compaen was een van de meest beruchte kapers in den glorietijd van ons land. (Westfriesch dagblad onze courant, 17/08/1940)
• kooleter, znw. m. Scheldnaam voor de inwoners van Oostzaan. Daarnaast vroeger ook koolhaan. Thans hoort men meer: Oostzaner koolpikker. II 't Oostzaner Wapen plagt eertijds (so men segt) een Buyssekool (kabuiskool) te wesen, so 't schijnt ontsprongen uyt de menigvuldigheyd der Kolen, die men aldaer plagt te telen en te eten, so dat se de name voerden van Kool-hanen en Kool-eters, Sorteboom, Ned. Ber. 48. (G.J. Boekenoogen en K. Woudt: De Zaanse volkstaal. 1821-1971)