1) (2004) (sch.) onafscheidelijk stel dat veel ruziet. Naar de Disneyfiguren die veel ruzieën, in het Engels: Chip and Dale. Vgl. Jut* en Jul.
• ‘En dan die harkerige Donner met zijn stijve prietpraatjes’, vulde haar zoon haar aan. ‘Ik wil best verdedigd worden, maar niet door deze wereldvreemde Knabbel & Babbel.’ (Youp van ’t Hek: Hartjeuk en zieleczeem. 2004)
• In 1974 deden Suurbier en Krol als Knabbel en Babbel dialoogjes voor de tv. (Jan Mulder: De analyticus. 2010)
• Op school werden we Knabbel en Babbel genoemd omdat we onafscheidelijk waren. (Mel Wallis de Vries: Verstrikt. 2011)
2) (2008) (sch.) vrouwenborsten. Syn.: Bep* en Truus; Jut* en Jul.
• Het geile wijf vroeg of hij naar het centrum ging. Mario keek naar haar tieten en zei: ‘Moeten Knabbel en Babbel ook mee?’ (Joris van Calsteren: Lelystad. 2008)
• Ik wilde mijn borsten niet kwijt, maar ik moest wel. Na drie maanden zonder borsten, helemaal opgeknapt en zonder bacterie, werden Knabbel en Babbel geplaatst. Ik ben er nog dagelijks blij mee en zeer trots op. (de Volkskrant, 12/06/2010)