(19e eeuw) iemand die klimaatschiet*.
• Klimaatschieter, een Indisch oud-gast, die zijn tijd in (zalig) nietsdoen doorbrengt, zichzelf en anderen vervelend. Daar men zegt ‘de zon schieten’, ‘den tijd schieten’ in den zin van nauwkeurig opnemen hoe laat het is; zal de nietsdoener klimaatschieter genoemd zijn, om hem voor te stellen als iemand, die zich bezig houdt met naar de weersgesteldheid te kijken. Die 't wil gaan doen, zegt: ‘ik ga klimaatschieten’. (Taco H. de Beer & Eliza Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• Het dunne indische négligé beschermde slechts weinig tegen de lastige insekten, en het tropische klimaat bracht mede dat de europeaan tehuis zooveel mogelijk ‘in de grondverf bleef zitten’. D.i.z.g. ongekleed. Inzonderheid was dit het geval, wanneer hij bezig was ‘klimaat te schieten’. De uitdrukking ontstond waarschijnlijk aan boord van de Comp. schepen, waar een gezette tijd den zeeman verplichtte de zon te schieten. De passagier echter, die in zijn luierstoel uitgestrekt den tijd vermoordde met nietsdoen, werd klimaatschieter genoemd om hem voor te stellen als iemand, die zich bezig houdt met naar de weersgesteldheid te kijken. Eenmaal in Indië aan den wal gekomen werd dit gebruik naarstig in stand gehouden; en wanneer dan des middags, na 't gebruik van een copieuse rijsttafel, het gesprek begon te haperen, zoo was den gasten veelal welkom het voorstel van den gastheer om ‘een Engelschen brief te gaan schrijven’. D.i. om achter de muskietengordijnen een middagdutje te doen. (Neerlandia. Jaargang 20. 1916)
• (Dirk Geirnaert & Roland De Bonth: Klimaatschieter, dwangzoen en kastelen in Spanje. 2019)