Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 05-10-2020

kippetjestuin

betekenis & definitie

(19e eeuw) (Den Haag, sch.) de Haagse dierentuin. Zo genoemd omdat de uitgestalde flora zo weinig voorstelt.

• Heusche ooievaren vindt men ten allen tijde in den kippetjestuin en op de zeevischmarkt, waar twee vleugellamme exemplaren in deftigen ernst rondstappen. (Haagsch Jaarboekje. 1896)
• De Stadstuin, ook wel genoemd „Kippetjestuin", bestaat reeds geruimen tijd, en heeft zijn ontstaan te danken aan een tentoonstelling van planten, pluimvee, enz., waartoe een stuk van de Aloon- Aloon werd afgescheiden. (Ons Zeewesen. Volume 2. 1903)
• Te Soerabaia werd natuurlijk druk gepassagierd; in den stadstuin, alias kippetjestuin, was 't 's Zondags nog altijd van 6 tot 8 muziek, met pantoffelparade.... (J. A. Schell: Uit de dagen van Tempo Doeloe, van 1872 tot 1907: gebeurtnissen van allerlei aard, aan boord en aan wal. 1930)
• 'k heb 'm zelf gezien, bij de kippetjestuin ; d'r zatte 'n paar klerken van 't wachtschip in'.... (Hein Buitenweg: Soos en samenleving in tempo doeloe. 1966)

< >