Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 31-08-2020

jippig zijn

betekenis & definitie

(2013) (Utrecht, stud.) er goed uitzien; een beetje geil, hitsig zijn.

• Jippig zijn (Utrecht) Er goed uitzien, een beetje hitsig zijn. (Elsevier, 09/02/2013, over studententaal)
• Jawel, lieve kijkbuiskinderen, wij werden allebei, op hetzelfde moment, zo hoornig als burlende edelherten, zo jippig als ... maar voor de componist die mij geil kan maken, ben ik bereid tot in lengten van jaren pannenkoeken te bakken.(Mike Bodé: Lekkere stukken. 2016)

< >