Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 29-04-2022

jip, jippie

betekenis & definitie

(1997) (< Eng. yippie) (jeugd) politieke hippie; activist(e).

• Meer jeugdstijlen doen van zich spreken. Begin 1991 publiceerden de Nijmeegse cultuurpsychologen Jacques Janssen en Maerten Prins - in een mooi jubileumnummer van het vaktijdschrift Jeugd en Samenleving - een inventarisatie van de stijlen zoals jongeren die toen om zich heen waarnamen. Het is een schier onafzienbare lijst: meer dan honderd typen. Dat cijfer is vertekend omdat jongeren zeer creatief zijn in het verzinnen van verschillende namen voor dezelfde verschijning. Alleen al de categorie 'alternatief' besloeg vijftien aanduidingen: hippies, altematievelingen, socio's, jippen, pluizen, alto's, flowerpower, altemativo's, soften, yip, jippers, hashkikkers, langharigen, softies en muesli's, om precies te zijn. (Elsevier, 15/2/1997)
• Een hippievariant is ‘yippie’, de politiek geëngageerde hippie. ‘Yippie’ is een afkortingsuitbreiding van Young International Party, een politiek-ideologische beweging die opgericht werd in 1967 en na enkele jaren weer uitdoofde (Wim Daniëls: De dikke Daniëls. Het verhaal van onze taal volgens Wim Daniëls. 2022)

< >