(1953) (< Eng. to be in the pipeline) (inf.) in voorbereiding, ontwikkeling, productie zijn; onderweg zijn. In het Engels al opgetekend in 1955, bij ons wordt deze zegswijze voor het eerst in een woordenboek opgenomen door R. Reinsma in 1984.
• Zo zullen de Amerikaanse „offshore aankopen" voor de opbouw van het defensie apparaat van Nederland en West-Europa blijven doorgaan. Ook zijn nog een grote voorraad goederen ter waarde van 30 millioen dollar in de „pijplijn" naar Nederland. (Het Parool, 28/01/1953)
• Die gelden zitten in de pijplijn, zoals het in ambtelijke taal genoemd wordt. Een nieuwe begroting kan ze niet zonder opnieuw het doel aan te geven, overnemen. (De tijd De Maasbode, 09/11/1963)
• Nederland telt meer dan 100 werkloze chemici, maar over enkele jaren cal dat aantal oplopen tot omstreeks 2500, want de vraag is teer gering en er zit nog voor zes jaar „in de pijplijn" van universiteiten en hogescholen. (De tijd, 05/06/1972)
• De kritiek met betrekking tot de vele projecten, die nog in de pijplijn zitten en waarmee een bedrag van drie of meer miljard gemoeid is, komt de minister in vele gevallen niet gerechtvaardigd voor. (Limburgsch dagblad, 18/12/1974)
• In '86 wordt bezien of Nederland weer drie procent van het nationaal inkomen aan Defensie moet gaan spenderen, er zitten talloze grote projecten in de pijplijn. (Haagse Post, 27/10/1984)
• (Marco Bunge: Politiek Woordenboek. 1985)
• Ook in de pijplijn zit een nieuwe solo-elpee van het harige genie Roy Wood. (Oor, 07/02/1987)
• Er zitten vele andere geneesmiddelen, krachtige en met minder bijwerkingen dan AZT of DDC, in de pijplijn. (De Volkskrant, 18/06/1988)
• Er zit nog het een en ander in de pijplijn. (Barend Toet: Het Kathmandukomplot, 1991)