Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 16-07-2023

in de lorem zijn, in de lorum zijn

betekenis & definitie

(19e eeuw) (Barg.) beneveld, dronken, aan de zwier, in de war, verbijsterd, onverschillig. Volgens de meeste bronnen afgeleid van delirium, waarbij invloed van het woord `dol' niet uitgesloten is. Sommige etymologen denken aan een verkorting van de uitdrukking 'in dolorum zijn' (een Nederlandse vertaling van het Latijnse delirium) `verdriet, smart hebben'. Al bij Harrebomée: ‘hij is in dolorem’: hij is versuft. ‘In de lorem’ werd al opgetekend in 1886 (De Vries en De Tollenaere, ed. 1991). Bij Köster Henke betekent lorum eigenaardig genoeg ook `zwendel'.

• Hij is in de lorem. Lorem is het slot van een straatdeun. Zie verder n°. 485. Door de spreekwijze wordt een diep ellendige toestand aangeduid, die evenwel niet uitsluitend op den dronkaard wordt toegepast. (A.E.B. Herroem : Bacchus, in Spreekwoordentaal. 1874)
• Hij is in de lorem beteekent: in dolorem, in de smart. Vele beschonkenen immers hebben een periode van overgevoeligheid, daar zij tranen met tuiten schreien. (Tilburgsche Courant, 14/09/1902)
• Dat zou een dag worden. Zijn wijf wreed, geen handel, hij half de loorem in. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 1. 1912)
• Al de buurtbewoners waren heel de week
In de lorem, de Jordaan die was van streek. (Eduard Kapper: De Jordaan in de lucht. ca. 1920-1922)
• Bekl.: Ik ben ’s middags in de lorum geraakl. (Amsterdamsche uitdrukking voor: smoordronken zijn. Red.) (Westlandsche courant, 20/01/1923)
• Karel, van den eenen op den anderen dag in de lorem, bleef uitschaterend-dol of doodstar-onverschillig voor alles wat er met hem en de andere lijndraaiers gebeurde. (Israël Querido, De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 4: Mooie Karel. 1924)
• Lange Daan was al om acht uur in de lorem. (Louis Davids: Scheidingsfeest. 1927)
• (K. ter Laan: Nieuw Groninger Woordenboek 1924-1929)
• We raakten hoe langer hoe meer van de kook en in de lorum, begonnen het dik joppe te vinden op het weldadigheidsfeest en namen ons voor om er abonné op te worden. (Willem van Iependaal: Lord Zeepsop. 1937)
• Wat heeft die vrouw een bonk over zich als ze in de lorem is... (Jan de Hartog: Hollands Glorie. 1940)
• Kort en goed, i n haar lorum geeft ze de man van de Boldootwagen de twee emmers van haar juk, in plaats van die ene emmer van haar portaal. (Meyer Sluyser: Amsterdam je hebt een zoute smaak. 1964)
• Ze waren allebei al knap in de lorem en wilden mij ook maar steeds te zuipen geven. (Haring Arie: Tweede Boek. 1969)
• (G.J. Boekenoogen en K. Woudt: De Zaanse volkstaal. 1821-1971)
• We raakten in de lorum toen Seamus ons verzocht of wij ook eens wat zouden willen zingen. (Ben Borgart: Een lange weg naar Tipperary. 1979)
• Hij zoop als een ketter en was constant in de lorem …. (Jan Cremer: De Hunnen. 1983)
• En je ANWB-pasje bevat geen telefoontikken meer om in een telefooncel de Postbank te bellen om wat kleingeld te pinnen voor de tram naar huis, waar je nog een ouwe portemonnee hebt liggen om in het café op de hoek schaterend om jezelf in de lorem te geraken... (Computer! Totaal, juni 1996)
• Hij waar wir in de lorum. Hij was weer in de lorum. Hij was weer dronken. Misschien is er verwantschap met Latijn delirium (WNT). (Cor & Jos Swanenberg: Bij wijze van spreuken. Brabantse spreuken vergaard en verklaard. 2008)
• Om halfdrie waren we allemaal vrienden en iedereen was in de lorum, behalve ik want ik was de Bob. (Thomas Acda: Onderweg met roadie. 2015)
• Ze wagen een dansje, proeven jenever en “als ze dan eens in de hitsige lorum” geweest zijn, gaat de bleuheid wel over; komen ze vaker terug. (Peter Brusse: Onder de mensen. M. J. Brusse (1873-1941) journalist. 2017)
• Hij was volledig in de lorum toen hij naar een sanatorium werd gebracht voor drankzuchtigen, waar hij, nog steeds beneveld en in de mist, een verklaring ondertekende waarin hij afstand deed van zijn benoeming tot gemeenteraadslid. (Marjolein Bierens: Hotel Schiller. 2020)

< >