(1988) (politie) spottende benaming voor een agent van de reservepolitie, iemand die slechts af en toe die functie uitoefent. In Engeland noemde men hen 'chocolate bobbies'. De naam 'Bobby' voor een agent is overigens afkomstig van de Engelse minister Robert (afgekort Bobby) Peel, die het politieapparaat grondig wijzigde.
• Mijn zoon is beroepspolitieman. Die noemt mij hobby-bobby. Van mij mag dat. Als reservist moet je nooit de pretentie hebben dat je een beroepsman volledig kunt vervangen. (Trouw, 29/04/1988)
• Andere medewerkers vormen de reserve-politie, burgers die door de politie in bijzondere situaties of bij personeelsgebrek worden ingezet. Ze moeten eerst een zware opleiding volgen; niettemin noemen de beroeps hen, in navolging van Engelse collega's 'hobbybobbies'. (Leo Van Heijningen: Politietaal. 1990)
• Rabelink ziet meer in het uitbreiden van het aantal vrijwillige politieagenten. De kosten zijn hetzelfde, becijfert hij, want de zogenoemde hobbybobby's verdienen nauwelijks een tientje per dag. Ze hebben echter wel een volledige politieopleiding, mogen een wapen dragen en ze mogen proces-verbaal opmaken. En kunnen de politie dus van grotere dienst zijn. (de Volkskrant, 13/02/1995)
• 'Ik ben morgen niet op de voetjes. Deze hobbybobby zit binnen voor de nodige admi!', mailt ze als we een afspraak proberen te maken voor een gesprek over politietaal. (de Volkskrant, 16/05/2012)