(1966) (wielr.) grote versnelling. Syn.: grote zaag*.
• Het is een van zijn stokpaardjes dat mes. Nou praten we in wielerjargon hoor, denk er even om. Met. snijmessen of stiletto's heeft het allemaal niets te maken. Men zou soms kunnen denken, dat Gerrit een messentrekker is! Helemaal niet. Als een wielrenner het over het 'grote mes' heeft, dan betekent dat z’n grootste versnelling. (Het vrije volk, 06/01/1966)
• Omdat we vol spirit waren, draaiden we konstant op het grote mes. (Ben Borgart: De vuilnisroos. 1972)
• Vierhonderd meter voor de streep ging hij op het groot mes keihard door. (HP/ De Tijd, 02/04/1993)
• Nina rijdt, alsof er niets aan de hand is, gewoon op het grote mes, terwijl de anderen allemaal op hun kleinste voortandwiel hebben geschakeld. (Liza van Sambeek: Zadelpijn en ander damesleed. 2003)
• Milan, dat was zo een beetje de man van het groot mes. (Pjeroo Roobjee: Een mismaakt gouvernement. 2010)