Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 18-05-2023

godgeklaagd

betekenis & definitie

(1819) (inf.) schandalig; ergerlijk.

• 't Is God geklaagd, dat jy een eerlijke vrouw als ik, zulk canailjegoed verkoopt. (De Nederlanden: karakterschetsen, kleederdragten, houding en voorkomen van verschillende standen. 1841)
• 't Is toch God geklaagd om fatsoenlijke menschen zoo te belasteren! (Arnold Leopold Hendrik Ising: Freule Marie. 1876)
• Het is een God geklaagd schandaal, dat de beste visschers van de Zuiderzee er niet meer mogen visschen. (K. Norel: Aan dood water. 1938)
• Uitdrukkingen als ‘'t is Godgeklaagd’, of ‘'t is een Godswonder’ of ‘God nog aan toe’ worden in het algemeen (en nu heb ik bepaaldelijk. de orthodox-protestanten op het oog) niet, in de genoemde gemoedstoestand soms wel getolereerd. (De Nieuwe Taalgids. Jaargang 59. 1966)
• 'Het is gewoon godgeklaagd,' zei hij, 'gewoon godgeklaagd dat ik niet direct met het begin begonnen ben.' (Hubert Lampo: Oorlogsjaren. 1988)
• Het is godgeklaagd, ja meneer,' voegde ze eraan toe, zich omdraaiend naar Helmer of ze steun bij hem zocht, 'het is godgeklaagd.' (Kester Freriks: In zilveren harnas. 1993)
• Het is toch godgeklaagd dat die verwarming hier zo laag staat. (Jet Berkhout: De thuishulp. 2009)
• Het was toch godgeklaagd. Godgeklaagd is een cool woord, al voelde de situatie allesbehalve cool. Het was godgeklaagd, omdat ik heel even het gevoel had niet alleen te zijn. (Frauke Joossen: 30 is een schoon getal. 2016)

< >