Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 07-09-2022

geef me de vijf

betekenis & definitie

(19e eeuw) (inf.) geef me een hand. Meestal om een afspraak te bezegelen. Vgl. Eng. gimme five; press the flesh.

• Geef mij de vijf, d.i. de vijf vingers, dus de heele hand, ten bewijze dat 't goed gemeend is, - en niet koel of afgemeten een paar vingers, gelijk uit onverschilligheid of ook uit hooghartigheid vaak geschiedt. (Taco H. de Beer & Eliza Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• ‘Hoor ereis, bruine sinjeur,’ zei hij tegen een van die helpers, ‘jij verstaat net zoo min Zeeuwsch als ik jelui apentaal, maar hier heb je de vijf!’
En hij schudde den arm van den glimlachenden man, alsof hij aan den zwengel van een pomp bezig was. (Joh. H. Been: Paddeltje, de scheepsjongen van Michiel de Ruijter. 1908)
• We gaven mekaar de vijf! viel Toon in en maakte de beweging van handen geven, en.... (Justus van Maurik: Stille menschen. z.j. 1909)
• Nou beste siele.... ik licht me anker.... ajusies.... Annemie.... de vijf!.... (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 1. 1912)
• ‘Juist. Geef me de vijf!’ commandeerde de overste. (Jan Campert: Het Chineesche mysterie. 1932)
• Gerritje Krootneus, geef me de vijf. Veel heil en zegen in het nieuwe jaar, jongen, en datte we ze nog lang magge lusse. (Piet Bakker : Vrouw aan boord. 1938)
• Kom eens praten, ik wil je de vijf geven, als vader tegenover vader; al kon je, wat de jaren betreft, een jongen van me zijn. (Jan de Hartog: Hollands Glorie. 1940)
• ‘Waaratje, borst, je hei gelijk...... we benne neve zogezeid...... Geef me de vijf’...... (A.M. de Jong: De dolle vaandrig. 1947)
• Geef me de vijf, Henk... Het is gelukt! (Willy van der Heide: Start de Straalracer toch? 1955)
• Ze is jarig, folks. Echt jarig. Geef haar de vijf. (Bertus Aafjes: Logboek voor dolle dinsdag. 1956)
• Laten we het maar vergeten Tony. Hier, geef me de vijf. (Richard Perridon: Ik lijk op ‘t lijk. 1959)
• Na drie glaasjes strekte hij zijn hand weer naar me uit, riep: 'Kapitein, de vijf!' (Jan de Hartog: De wateren van de nieuwe wereld. 1966)
• En na dat gezegde van die oude meneer sprak hij mij aan: nou, zeg het maar, je bent nsb’er geweest. Ik zeg, zal ik u wat vertellen, als ik er een geweest ben, dan bent u er ook een. Nou, zegt hij, geef me de vijf maar. (Armando & Hans Sleutelaar: De SS’ers. 1967)
• ‘Frits, kerel, geef me de vijf!’ (Simon Vestdijk: Het verboden bacchanaal. 1969)
• Geef me de vijf jongen. (Johnny van Doorn: Mijn kleine hersentjes. 1972)
• Geef me de vijf, godvergeten klootzak! (Jan de Hartog: Stella. 1972)
• Jij krijgt van mij de vijf. (Sal Santen: Een geintje. 1975)
• ‘Ach ja, jong’, bromde deze, ‘bij zulle dingen motten we op mekaor kunnen rekenen - anders zijn we nergens meer.’ ‘Geef me de vijf’, zei Evert slechts. (Ben Borgart: Rooiers. 1978)
• Uitdr.: Geft ma de vaaf! = reik me de hand! Wordt vooral gezegd om een afspraak, een overeenkomst of de goede afloop van iets te beklinken. (H. Diddens: Woordenboek van het Mechels dialect. 1999)
• Bols gezicht klaarde op, ze glimlachte breed en stak me haar gezonde hand toe. ‘Is het heus? Geef me de vijf!’ (Anton Valens: Dweiloorlog. 2008)
• ‘Geef me de vijf, Naïma. Dit is een goed teken’, lacht de fysiotherapeut. (Vrank Post: Kapot. 2009)
• Geef me de vijf, jongen, in jou vergis ik me niet. (Catalijn Claes: Open einde. 2014)

< >