(1997) (< Eng.) nepwinkel, dekmantel-firma, o.a. voor drugshandel.
• Onlangs ontdekte de rijksrecherche nóg een dekmantel voor ontvangst en doorvoer: een Duitse Gmbh (vergelijkbaar met een bv in Nederland), op papier voor de handel in textiel. Deze frontstore werd direct geleid door een hoge Haarlemse ClD'er. (Het Parool, 15/06/1995)
• Daarmee zijn we beland bij een (internationale obsessie: de verdovende middelen. Er is een voorstel geweest van een reformatorisch Kamerlid om semantische middelen in te zetten ter bestrijding van de drugs. Hij wilde af van de vergoelijkende woorden koffieshop of softshop en stelde in plaats daarvan wietwinkel, drugstent en hasjkroeg voor (NRC 14-3-96), daarbij de onderhuidse aantrekkingskracht miskennend die juist dat soort stoere termen op de doelgroep heeft. Vóór 1996 zag de meerderheid meer in een politiële aanpak, maar na het IRT-onderzoek was dat wel afgelopen: dienders bleken criminelen te runnen, eerst een dynamisch woord voor ‘coachen’; later, toen de criminelen op hun beurt hier en daar de dienders runden, ging de betekenis meer in de richting van ‘misbruiken’, wat in de commissie-Van Traa leidde tot de vraag: ‘Wie runt wie in deze zaak?’ Er waren ook agenten die een eigen handeltje opgezet hadden in de vorm van een frontstore ‘nepwinkel’, of een backstore ‘nep-importbedrijf’, om ongestoord te kunnen werken aan de gecontroleerde doorvoer. (Onze Taal. Jaargang 66. 1997)
Gepubliceerd op 29-06-2020
frontstore
betekenis & definitie