Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 10-05-2022

freischwebende Intelligenz

betekenis & definitie

(1929) (< Dui., vrij zwevende intelligentie) (kennissociologie) vrijblijvend en ongeremd filosoferen over maatschappelijke kwesties. Soms ook spottend gebruikt voor fantasie of luchtfietserij. Het draaide vaak rond academici of intellectuelen die vooral hun eigen ding deden. Er werd wel eens spottend gesproken over een ''universiteit zonder studenten'. Het begrip werd populair gemaakt door de socioloog Karl Mannheim (1893-1947), maar werd oorspronkelijk bedacht door diens leermeester, de socioloog Alfred Weber.

• Karl Mannheim sprak van ‘freischwebende Intelligenz’. Degenen, die tot deze categorie zouden kunnen behoren, hebben echter in de meeste landen hun onafhankelijkheid reeds prijsgegeven. Ze onderwierpen zich aan partijtucht of kerkelijke discipline, werden geheel in beslag genomen door organisatorische functies of door vakspecialistische studies. (Pieter Jan Bouman: Vijfstromenland. Balans der werelddelen. 1959)
• Zij is gedoodverfd als een werkelijkheid, als een ideaal, als opium, als falsches Bewusstsein, als een drogbeeld. Zij is in theorie gedragen geweest door het volk, door de heersende klasse, door de elite, door de proletarische voorhoede en de freischwebende Intelligenz. P. Thoenes: De elite in de verzorgingsstaat. 1962)
• De gedachte dat je als mens als het ware een stapje terug zou kunnen doen en uitspraken zou kunnen doen over de natuur, of over je medemensen, zonder dat je daar zelf iets mee te maken hebt, de gedachte dat je een pure freischwebende Intelligenz zou kunnen zijn, die volkomen objectief van buiten af oordelen over de werkelijkheid zou kunnen geven, die hoort heel sterk bij de ‘harde’ stroming. In die andere stroming is er juist voortdurend sprake van de betrokkenheid van het individu op datgene wat dat individu onderzoekt. (Andreas Burnier: De zwembadmentaliteit. 1979)
• Het gauchisme, dat ik heb beschreven in het hoofdstuk ‘New left, nieuw links’ en waarvan Noam Chomsky een fraai zij het extreem exemplaar is, is grotendeels verdwenen. Wanneer de werkelijkheid zich onweerstaanbaar opdringt, moet zelfs de freischwebende Intelligenz er kennis van nemen. (Frits Bolkestein: De engel en het beest. 1990)
• Eppink rakelt ook mijn lidmaatschap van B Plus op. Hij schildert deze organisatie als een gauchistisch bolwerk af, een loge van romantische - hoe noemde hij dat nu - 'freischwebende Intelligenz', van naïeve Ariels in het luchtruim van de geest dus. België is het enige land ter wereld waar een vaderlandslievende vereniging als verdacht wordt beschouwd. (Knack, 11/02/2007)
• Mensen die zich niet in het onderwerp hebben verdiept, vinden die conclusie absurd. Begrijpelijk, want het is nogal wat om afscheid te nemen van jezelf als freischwebende Intelligenz, te aanvaarden dat je vaardigheden geen verdienste zijn, maar een geschenk en dat alles wat je doet procesmatig tot stand komt op een wijze die niet afwijkt van wat zich afspeelt in het brein van een dier, zij het dat ons brein kan putten uit een enorme variëteit aan prikkels, waaronder inlevingsvermogen, moraal, humor, vermogen tot plannen et cetera. Het is wonderbaarlijk waartoe ons brein in staat is, ten goede en ten kwade. (De Volkskrant, 14/10/2010)
• Kennen jullie het begrip freischwebende Intelligenz? Het is een bedenksel van de socioloog, Karl Mannheim, en het staat voor het niet primair doelgericht nadenken en discussiëren over filosofische en maatschappelijke kwesties. Ik denk dat ik me gisteren aan freischwebende Intelligenz overgegeven heb, of toch aan iets wat erop lijkt. Het weze mij toegestaan om hieronder wat van mijn bedenkingen weer te geven. (https://uilenvlucht.jotemo.be, 05/02/2014)
• De term freischwebende Intelligenz was op vrijwel niemand meer van toepassing dan op Gerret P. Rouffaer (1860-1928). Mijnbouwkunde? Kunstgeschiedenis? Rechten? Hij kon lastig kiezen uit alle mogelijke studies. Hij vond veel zaken interessant. (Trouw, 28/02/2015)
• Freischwebende Intelligenz, het zijn fraai klinkende Duitse woorden om een kritische, ongebonden en toch sensibele geest te typeren. Vrij vertaald: meanderend verstand dat zich aan hokjes weinig gelegen laat liggen. Op niemand lijkt het begrip beter van toepassing dan op de Amerikaans-Nigeriaanse schrijver Teju Cole (°1975) en de esprit die hij in zijn nieuwe essaybundel Vertrouwde en vreemde dingen tentoonspreidt. (De Morgen, 23/11/2016)
• In de VS worden mensen zoals de ondertekenaars van de open brief en andere publicisten die weigeren zich over te leveren aan een nieuwe orthodoxie 'centristen' genoemd. Dat zou ik niet willen gelijkstellen met ons politieke midden. Het is eerder de gedachte van de Freischwebende Intelligenz van Karl Mannheim: de vrijheid van meningsuiting wordt het beste gewaarborgd en de waarheid wordt het beste gediend door iedere vorm van groepsdenken of van politieke ideologie uit de weg te gaan. Dat zouden de verdedigers van dat grondrecht zich aan moeten trekken. (Trouw, 25/07/2020)
• “Freischwebende Intelligenz” is een vorm van intelligentie die zich kenmerkt door vrijblijvend en ongeremd gefilosofeer over allerlei zaken. De benaming is in beperkte mate gangbaar in het Nederlands. Delpher, de site waarop je oude Nederlandse kranten en tijdschriften kunt raadplegen, geeft 26 vindplaatsen voor “freischwebende Intelligenz”. Op 22 december 1990 stonden die woorden bijvoorbeeld in een NRC-recensie van Peter Verwey over het boek De geschonden ziel van Simone Weil. (De dikke Daniëls. Het verhaal van onze taal volgens Wim Daniëls. 2022)

< >