(1951) (Rotterdam, Barg.) weinig. Vgl. habbekrats*.
• 'Arie!... Tien duizend gulden is geen...’
‘Poep en drie knikkers. Dat ben ik met de heren eens, maar...’ (Willem van Iependaal: De commissaris kan me nog meer vertellen. 1951)
• ... en willen hier zes gangen voor d'r poep en drie knikkers die ze inbrengen. (Willem van Iependaal: Onder de pannen, 1952)
• Het logeren, verkondigde Bart, kostte maar een poep en drie knikkers en met een borrel, een saffiaantje en een paar grijpstuiver kon mijnheer het stel in de lijmkit op z’n sloffen plathouden. (Willem van Iependaal: Volkstaal en volkshumor. 1956)