(1938) (Barg.) iets gerings; weinig of niets. Ook wel: een scheet* en drie knikkers.
• En jij komt maar ansleuren met je drol en drie knikkers, of er geen schuld en afdoen meer bestaat. (Willem van Iependaal: Adam in ongenade, 1938)
• Voor 'n drol en drie knikkers: voor een prik. (Jan Pannekeet: Woordvorming in het hedendaags Westfries. 1979)
Gepubliceerd op 08-06-2020
een drol en drie knikkers
betekenis & definitie